Ik zocht naar vertalingen van haar kinderboeken en las als eerste Het verdwenen dorp, haar kinderboekendebuut in 1970. In Engeland verscheen het onder de titel Astercote en het werd in het Nederlands vertaald door Stanneke Wagenaar. Zou zo'n roman nu heel erg verouderd zijn, vroeg ik me af. Het antwoord: ja en nee. Ja, wat betreft de natuurbeschrijvingen. Je merkt aan Het verdwenen dorp dat het een eerste boek is, Lively vertelt steeds precies hoe de weggetjes en de straatjes en de veldjes lopen, en dat zouden we nu niet meer geduldig tot ons kunnen nemen. Maar het verhaal zelf was nog steeds fris en spannend. Hoofdpersonen zijn Wendy en Peter, broer en zus, die in een stuk bos de wonderlijke Govert ontmoeten. Via hem komen ze te weten dat het bos in feite een overgroeid dorpje uit de middeleeuwen is, dat uitgestorven raakte toen de pest er huishield en iedereen ombracht.
Wat volgt is een zoektocht naar een gouden kelk, die nog uit het vroegere kerkje stamt. Maar intrigerender én actueler is hoe het dorpje dat náást het bos ligt, het dorpje waar de kinderen wonen, reageert als de bof uitbreekt: heel wat mensen denken dat de pest terug is. Met verbazing las ik hoe de gedragingen van de dorpsgenoten een op een passen op ons leven tijdens de huidige pandemie, inclusief afgaan op nep-informatie en weigering om de wetenschap (hier: de dokter) te geloven.
Dit boek is slecht te vinden, maar her en der zie je nog exemplaren in bibliotheken. De kinderroman heeft zijn tekortkomingen, maar vooral ook zijn charmes, zoals de geschiedkundige link, de mooie setting (het Engelse platteland). En met zowel het bovenstaande actuele pandemie-gegeven als de sterke rol van het meisje (die vaak stoerder is dan de jongen) beviel me vooral ook de tijdloosheid.
134 pagina's, leeftijd: 10+.