Hoofdpersoon is de bijna achttienjarige Mark Hoensbroek. Hij zit nog op de middelbare school, heeft grote moeite met zijn docenten, met name met Doorwerth, van Latijn. Mark is lang en weet niet wat zijn doel in het leven zou moeten zijn. Hij wordt bewonderd door klasgenoten, meisjes vinden hem intrigerend, maar intussen is hij volledig van zijn voeten geveegd door het leven. Door de onechtheid van alles. Door zijn eigen stuurloosheid. Door zijn wens om iets échts te beleven, desnoods doodsangst - en door zijn gevecht tegen het gezapige, gewone, bedeesde van zijn vader en moeder.
Het boek is een absoluut hoogtepunt in het werk van An Rutgers van der Loeff. Het laat een heel ander aspect van haar schrijverschap zien, dat we vooral kennen van dappere avonturen in extreme omstandigheden die door kinderen beleefd worden (zoals in De kinderkaravaan of Rossy, dat krantenkind). Alleen tegen alles daarentegen is een hypnotiserend boek dat geschreven is zoals veel werk van Virginia Woolf, als in een stream of consciousness. We zitten grotendeels in het hoofd van Mark en daar komen grieperige passages uit, zoals:
'Gekkenwerk. Het was bezopen afstand te willen nemen van jezelf. Het was onnatuurlijk. Het maakte je wanhopig. Het werd een ziekte. In jezelf kunnen wegkruipen, helemaal in jezelf, zodat je niets anders dan jezelf zag, bevredigd zijn alleen met jezelf, blindelings, dom en fijn. Dat moest je kunnen. Dan was je minder ongelukkig. Dan was je beter geïntegreerd. Modewoord. Bah.'
De figuur van Mark krijgt een spannende spiegeling in de verstandige, verantwoordelijke Pieter, maar uiteindelijk draait alles om de levenskoorts van Mark. Het boek draagt ook zeker echo's van De avonden (1947) van Gerard van het Reve, waar het de tekening van het stuurloze weg willen uit alles betreft. Heel bijzonder ook, zeker voor Rutgers van der Loeff, is de vrijmoedige seksualiteit. Zo moet de passage over de ongewilde erecties die Mark krijgt (bijvoorbeeld tijdens de opvoering van een toneelstuk van Vondel!) op z'n minst opmerkelijk zijn geweest in de vroege jaren zestig. Het boek sluit af met een werkelijk grandioze eindwerveling - en in al zijn jarenzestigheid zijn het passages als die laatste die het nog altijd geldend maken. Laat het duidelijk zijn: dit is een van mijn favoriete Rutgers-van-der-Loeffen tot nu toe.
Lees mijn vorige Rutgers-van-der-Loeff-leesverslagen hier, hier, hier, hier en hier.