
Salvador is op zijn derde geadopteerd door een vader die homo is en de beste vriend van Sals overleden moeder was. Salvador ('Sally' genoemd door zijn buurmeisje/beste vriendin) en zijn vader houden ongelooflijk veel van elkaar. Eigenlijk zijn hun eerste zeventien jaren heel harmonieus geweest, maar nu bespeurt Salvador opeens allerlei vragen in zichzelf, vragen waar hij zich niet mee bezig wil houden. Zoals: waarom heb ik opeens de neiging om mensen klappen te geven, komt die blinde woede soms van mijn biologische vader? En: waarom wil ik de brief die mijn moeder me nagelaten heeft niet lezen? En vooral: waarom moeten mensen doodgaan?
Niet alleen Salvador, maar ook Sam en zelfs de derde hoofdpersoon, Fito (óók zeventien) krijgen met verlies te maken, en dus met de onvermijdelijke vragen, die in korte, vlot leesbare, met dialoog gevulde hoofdstukken, als in een zich steeds uitbreidend mozaïek, worden belicht. Je denkt met Sal, Sam en Fito mee, en je begint zoveel om ze te geven dat je niet wilt dat het boek eindigt. Warm, spannend, wijs: deze twee Alire Sáenz-boeken zijn het allemaal.
Dit boek werd vertaald door Elise Kuip.