zondag 21 maart 2021

WE VERTREKKEN VOORDAT HET LICHT IS - Wim Hofman (Querido)

Elke schrijver hoort in zijn oor een koor van schrijvers die het literatuurvuur in hem of haar ontstoken, geleid en bewaakt hebben: aartsvaders en oermoeders. Mijn moeders zal ik een andere keer benoemen, maar van mijn drie vaders (Kuijer, Biegel, Hofman) is Wim Hofman degene die dit jaar tachtig werd en van wie we als cadeau een onverslaanbaar boek hebben gekregen dat onlangs uitkwam bij het volwassen fonds van Querido: We vertrekken voordat het licht is. De ondertitel luidt Hofmans vertellingen, en het is geen boek voor kinderen, maar ik wil het hier graag vier meter de lucht in steken, want het is zonder enige twijfel het beste boek dat ik tot nu toe in 2021 gelezen heb. Het is trouwens zeker wél voor jongeren, zoals het ook voor ouderen is, want bij Hofman is ouder jonger en jonger ouder. Laten we zeggen dat dit een boek voor alle Hofmanianen is en dat ik vind dat we dat allemaal zouden moeten zijn.

Wie zoals ik de boeken van Hofman met honger gelezen en gegeten heeft (denk aan Koning Wikkepokluk de Merkwaardige zoekt een rijk, denk aan Wim, denk aan Aap en Beer, denk aan Het vlot, denk aan De dochters van de kolenboer, denk aan Ansje Vis en Matje Klop, denk aan Zwart als inkt) zal in dit nieuwe boek veel herkennen. We vertrekken voordat het licht is is een verzameling korte verhalen, schetsen, herinneringen en columns, en net als in zijn andere werk is het weer onweerstaanbare jutarbeid die Hofman verricht heeft. Hij vindt iets, bekijkt het van alle kanten en holt er daarna op een drafje mee naar ons toe en zegt: kijk dan, nee, beter kijken. Wormpjes en krabbetjes, schelpen en spijkers, maar ook de wonderlijke gedragingen van mensen (een herberghoudster op een berg in Frankrijk, een weeshuismoeder, de curator van een natuurhistorisch museum) blinken onder Hofmans jongensvergrootglas. Wie het leest voelt het licht om zich heen verhelderen, en dat bedoel ik tweezinnig: we zien beter en we zien vrolijker. 

Het boek begint met een geweldig verhaal over de hierboven al genoemde curator die op een dag een stagiaire in zijn museum op moet nemen. Ik hoop dat de Biesheuvelprijsjury van het komend jaar mijn mening zal delen dat die bekroning Hofman alleen voor dat verhaal al niet zou moeten ontgaan. Maar ook de absurde vertellingen, de paar gedichten uit de bundel en alle stukjes die Hofman voor de Provinciale Zeeuwse Courant schreef, vaak over al dan niet echt bestaande wonderlijke kriebeldiertjes, zijn stuk voor stuk geschikt om in te nemen ter verbetering van onze algemene monterheid. Of anders de droog geöbserveerde herinneringen aan de bombardementen op Vlissingen (Hofman was drie) en later aan de Watersnoodramp, of ook de hilarische beschrijving van het land Enland (hier zien we het schrijversplezier van de auteur van Koning Wikkepokluk terug, zo somt Hofman een hele reeks commissies op die er in dat land bestaan, de Commissie Duurzame Afvalscheiding en Regulering Overvloedige en Overbodige Lichaamssappen, de Mieren Hebben Kleine Pootjes Commissie, de Commissie van Haat als oplossing van de wereldvrede - ik citeer er maar een paar.) 

Dit boek is een viering op zichzelf. Het bevat trouwens ook een enkel voorbeeld van Hofmans beeldende werk, want ja, Wim Hofman kreeg zowel de Theo Thijssenprijs als de Max Velthuijsprijs. Maar waar deze rijkdom vooral toe oproept is het opnieuw gaan lezen van al zijn boeken en van bewondering van de ongelooflijke consistentie van zijn werk (zijn debuut Welwel de zeer grote tovenaar uit 1969 getuigt van dezelfde schrijversblik als bijvoorbeeld het absurde korte verhaal dat Kort verhaal heet en deze bundel afsluit), maar vooral vraagt het om meer. Om een voortgezet fijn leven voor Wim Hofman zelf, en voor zijn handen die hopelijk penselen en pennetjes blijven vasthouden.

240 pagina's, koop dit boek bij je lokale boekhandel of bestel het hier.