Herlezen van Dahl, Schmidt, Biegel en Lindgren: het is als je pols zoeken, om weer even te weten dat je hart daadwerkelijk klopt. Voor een kinderboekenschrijver is het een herinnering aan de diepte achter het dagelijks werken aan nieuwe boeken, met al hun deadlines, promotieteksten en rechtenpercentages.
Het was erg fijn om MIO, MIJN MIO te herlezen. In het archetypische verhaal is het weesjongetje Bosse plotseling Mio, de enige zoon van de koning van het Land in de Verte. De jongen die op weg gaat met een gouden appel in zijn hand als teken, die vrienden zal vinden, en een paard, en een taak: de nare ridder Kato verslaan.
Het is alsof dit verhaal de opmaat was voor Lindgrens latere, magistrale DE GEBROEDERS LEEUWENHART. Ook hier is de tegenstander al werkelijk huiveringwekkend: hij rukt met zijn stalen vuist harten uit. Ook hier gaat het om handelen op het moment dat het erop aankomt, al durf je niet. Ook hier gaat het om de troostende kracht van echte vriendschap.
Een opmaat, omdat MIO, MIJN MIO minder veelomvattend is, en de schrijfster de grote gebeurtenissen in heel wat minder pagina's afhandelt. Het is minder 'een wereld om in te wonen' dan DE GEBROEDERS LEEUWENHART, maar het heeft wel die zuigkracht al, de capaciteit om voorgelezen kinderen naar het verhaal te trekken, in stilte en in spanning, en in het besef: dit gaat ergens om. Voor een volwassen lezer (of schrijver) is de bedding het mooist, een bedding die Lindgren bijna onaangeraakt laat, en daardoor des te subtieler onder het verhaal ligt: het idee dat die arme Bosse op zijn droevige bankje in het park dit alles misschien wel bijeengedroomd heeft.
Ik heb mijn pols weer mogen voelen, en verzucht hierbij: wat zou het fijn zijn om dit boek werkelijk sprookjesachtig geïllustreerd uitgegeven te zien - door bijvoorbeeld Marit Törnqvist. Wolf Erlbruch. Carll Cneut.