Lucy Strange debuteerde met dit boek. Ze maakte een bijzondere keuze voor haar eerste verhaal: het speelt zich zo'n honderd jaar geleden af. De Eerste Wereldoorlog is net voorbij, en in het gezin van de twaalfjarige Henrietta (die Henry wordt genoemd) is heftig ingegrepen door het lot: haar oudere broer is omgekomen in een brand. Dat slaat het gezin uit elkaar. Haar moeder wordt depressief en haar vader vlucht in zijn overzeese werk. Gelukkig zijn daar de kokkin en de kinderverzorgster, maar ook die zijn bijna niet bestand tegen de veel te agressief opererende huisarts, die een opname van de moeder in een experimenteel krankzinnigengesticht liever gisteren dan vandaag plaats laat vinden.
Henry, die ook nog zorgen heeft om haar babyzusje, staat er helemaal alleen voor. Of toch niet? Er is onzichtbare bijstand van haar overleden broer, die ze nog af en toe voor zich ziet, en er is een mysterieuze vrouw die bivakkeert in de bossen buiten Huize Hoopvol, de nieuwe woning die het verwoeste gezin betrokken heeft.
Langzaam stuurt de schrijfster ons door dit klassiek aandoende boek, dat gaat over grote thema's: rouwverwerking en de moed om iets durven te veranderen. De plot doet nergens gekunsteld aan en vooral het kalme verteltempo helpt bij de geloofwaardigheid.
Dit boek werd vertaald door Aleid van Eekelen-Benders.