'Een lied van heimwee en verlangen/ als een hommel, in een glas gevangen.' Dat zijn twee regels uit het gedicht Onder het asfalt, en misschien zijn ze wel exemplarisch voor de bundel zelf. De gedichten roepen een lichte nostagie op, soms, maar dan wel met de nadruk op 'licht'. Nergens wordt het te zwaar, nergens vervallen we in wanhoop om het feit dat alles voorbijgaat. Misschien doet de bundel meer wat in het gedicht Spiegel staat:
Meinderts zoekt in dat wat zijn eigen leven en zijn blik hem oplevert naar wie hij is en wie hij was. De dood wordt benoemd ('Mijn moeder is dood / dat is erg.'), maar de bundel wordt ook rijkelijk bevolkt door vogels en vogelgezang. Er zijn ultrakorte observaties, er zijn gedichten die bijna een liedtekst zijn, en er is altijd hoop: 'Voorbij de laatste winter / begint een lange zomernacht. / Welkom in de boomgaard / er wordt op je gewacht.'
De aangename sfeer van dat wat blijft, wordt vooral ook bepaald door de fijne kleurbedding die Annette Fienieg meegeeft. Ze legt een zachte zachtheid onder dit boek, dat aan de ene kant laat zien dat alles genuanceerd is, en aan de andere kant dat er altijd, voor wie zoekt, schoonheid zal zijn. Ja, dat is wat Meinderts en Fienieg vooral bieden met dit boek: kalme troost. Voor wie het wil horen en zien.
64 pagina's. Koop of bestel dit boek bij je lokale boekhandel, of bestel het hier.