Serieboeken - ze worden hogelijk gewaardeerd door kinderen, maar je leest er zelden recensies over. Dat is ook wel te begrijpen, recensenten hebben niet zoveel ruimte en dus is het maar goed dat ze vooral ook naar nieuwe initiatieven kijken, of naar boeken die het commercieel minder makkelijk hebben. Maar daarmee gaat soms de aandacht voor het ambacht van het boek-na-boek schrijven verloren. Iemand die de moeilijke kunst verstaat van het aantrekkelijk houden van een serie is Mirjam Oldenhave. Dit achtste deel over de stagiair Mees Kees en zijn klasje, bezit de twee vereisten die je aan een zoveelste deel wilt stellen, namelijk: herkenning én verdieping. De vertrouwde karaktertjes van Tobias, Sep en zijn vrienden en vriendinnen zijn er weer, er zijn goeie grappen en herkenbare schoolsituaties, maar aan de andere kant voert Oldenhave het onderliggende, doorgaande verhaal, de droevige thuissituatie van Tobias en dat wat Mees Kees voor Tobias probeert te doen, naar een nieuwe fase. Dit keer logeert Tobias zelfs bij Mees Kees thuis én durft de stagiair heel wat directer vragen te stellen over Tobias' vader. Dat is héél mooi gedaan. En daardoor voldoet Oldenhave knap aan wat het serieschrijven ook nog als eis stelt: ze maakt ons bijzonder nieuwsgierig naar het negende deel.