Het is een populair genre: meisjesromans. Ze geven schoonheidstips tussen de regels door, ze laten zien hoe je met jongens (die moeilijk begrijpbare wezens) om moet gaan, er staan lijstjes in en verzuchtingen - en JONGENS, HET ZIJN NET HUISDIEREN is een boek dat perfect in deze genre-omschrijving past. Althans, in het begin.
De vijftienjarige Circe heeft twee beste vrienden, een jongen en een meisje, maar net die twee krijgen aan het begin van de zomer stevige verkering. Ze zoenen en zoenen en Circe voelt zich overbodig. Ze schrijft haar frustrtaies van zich af in een blog. Op dat blog wordt gereageerd door een onbekende vrouw, die gelukkig heel verstandig en wijs adviezen geeft aan Circe. Adviezen over jongens. Die je moet benaderen alsof ze een huisdier zijn. Vooral Rufus, die woeste, norse jongen, waar Circe haar net verworven tips misschien maar het beste op kan gaan oefenen. Omdat ze toch niks voor hem voelt.
Ja, met zo'n omschrijving lijkt de voortgang van het verhaal goed te voorspellen. Maar precies hier gaat de schrijfster op een mooie manier de diepte in. Zowel Circe en Rufus zijn niet ongeschonden door hun jeugd gekomen, en beiden willen die schade vooral wegstoppen. Beheerst en ontroerend leidt Messidoro ons naar het punt waarop er wél gepraat moet worden. En dan blijkt dit boek nog steeds in de genrebeschrijving te passen, maar het ook te overstijgen.