Er zijn boeken waarvan je elke pagina kunt openslaan, en je vindt dan, waar je ook terechtkomt, altijd iets citeerbaars. Wacht, ik doe de test even met HET HEEL GROTE VOGELBOEK, ik sla het boek open... op bladzijde 30, het gaat hier over de fazant: 'Hij blinkt in het licht wanneer hij op de akker zijn vijand tegemoet stapt. Zijn fonkelgroene kop geheven, zijn wangen rood als kersenbloed.' Wacht, ik doe het nog eens... bladzijde... 57, de roerdomp. 'De roerdomp boert zijn treurige voorjaarslied door de ochtendnevel over de uitgestrekte wateren. Een liefdeskreet verpakt in lucht.' En zo kan ik doorgaan. Elk vogelportret is met Bibi Dumon Taks fijnste pen geschreven, het is met haar ruimste inzet onderzocht, bedacht en aan ons overhandigd. Dit ook in formaat grootse boek is een echo van het boek van Nozemann en Sepp (en degenen die het werk van hen hebben overgenomen) dat tweehonderdvijftig jaar oud is, maar de grootfaraoïste van de non-fictie voor kinderen biedt het ons aan in een frisse, frisse werveling aan. Leve Bibi Dumon Tak, leve het puttertje, de wilde zwaan en de knobbelzwaan, leve de ijsvogel en de waterral en alle anderen, we zullen ze nog beter horen en zien, want HET HEEL GROTE VOGELBOEK (perfect uit- en vormgegeven) heeft hun belang in ons leven vergroot.