Vincent weet alles van overleven. Hij draagt een blikje onder zijn kleren met daarin alles wat hem in het uiterste geval zal moeten redden. Helaas is een groot deel van zijn leven zo'n 'uiterste geval': hij wordt enorm gepest. Dat gaat er niet zachtzinnig aan toe, maar behalve van de pestkoppen heeft Vincent ook last van veel te goedgelovige ouders, die in al zijn smoesjes trappen. Vrijwel niemand weet dus hoe hij eraan toe is. En het schoolkamp in de Ardennen komt dichterbij. Vincent zal al zijn overleefkennis nodig hebben.
Er is één lichtpuntje: het nieuwe meisje dat in de klas komt. Jasmijn (die 'De Jas' genoemd wil worden) doet niet aan makkelijke populariteit en wat er dan volgt is het mooiste deel van het boek: het moment dat Vincent wegvlucht uit het kamp en twee nachten buiten in het bos doorbrengt. Waarvan, gelukkig, één met Jasmijn. Tijdens die tweede nacht komt ze achter Vincents waarheid, en dan zegt ze twee prachtige dingen, allereerst: 'Cool is maar een trucje, Vince, ik kan het je zo leren' en vooral: 'Normaal is wat iedereen dénkt dat de meeste mensen normaal vinden.' Met dat soort schijnbaar achteloos in de tekst meegenomen wijsheden toont Enne Koens niet alleen aan dat ze een prachtig realistisch verhaal kan vertellen, maar ook dat ze van haar boek allengs een écht hulpboek weet te maken. Hier hebben kinderen die in dezelfde positie als Vincent zitten werkelijk wat aan. Waardevol boek, met mooie vormgeving en tekeningen van Maartje Kuiper.