Wat een heerlijk initiatief van uitgeverij Lemniscaat: de vijf klassieke boekjes over Kleine Beer weer op de markt brengen. Ik had er één toen ik klein was en ik weet niet waarom, maar ik werd er droevig van. Dat had met de tekeningen te maken. Ik vond Kleine Beer zelf wel lief, maar Oma en opa Beer vond ik eng. Dat had met de soberheid van Sendaks kleurenpalet te maken, denk ik: zwartwit met hier en daar een steunkleur. Het leek me afkomstig uit een onzeker wereld, een schemergebeuren, vol met schaduwen. Kleine Beer was eenzaam, vond ik.
Dat klopt natuurlijk helemaal niet. Kleine Beer groeit op in een heerlijk warme wereld, waarin zijn fantasie hem leidt naar prachtige belevenissen. Samen met Uil gaat hij op walvissen en octopussen vissen en hij gaat ervan uit dat papa, als die thuiskomt van een reis, een zeemeermin meeneemt. Het is een genot om alle delen nu na elkaar en bij elkaar te lezen en te bekijken. De allermooiste (en misschien ook de grootste klassieker) is EEN KUSJE VOOR KLEINE BEER dat in tegenstelling tot de andere boeken één doorlopend verhaal heeft. Kleine Beer heeft een tekening voor Omabeer gemaakt en in ruil krijgt hij een kusje. Maar dat moet overgebracht worden door Kip, die dat met tegenzin doet en haar taak graag aan de andere dieren overdraagt. Een heerlijk stapelverhaal volgt. Maar ook de andere delen zijn geweldig. De helderheid, de speelsheid en de lichte humor: terecht klassiek. En terecht heruitgegeven.
Deze boeken zijn (opnieuw) vertaald door Jesse Goossens.