Drie bijzondere prentenboeken:
in De kleine koning vertelt Jan De Leeuw een sprookje in sprankelende taal. De kleine koning ziet een ster die groter is dan alle andere en de weg lijkt te wijzen naar een Grote Koning, dus gaat het koninkje op pad, met geschenken. Die geschenken geeft hij onderweg aan passanten die het nodig hebben, en daarna is de ontknoping van het boek zowel vol met wonder alsook wensvervullend. Er wordt gerefereerd aan het geboorteverhaal van Jezus, maar De Leeuw is eigenzinnig, waardoor dit verhaal een mooie, fijn-mysterieuze toets krijgt. De tekeningen van Mattias De Leeuw (geen familie) zijn zwierig als altijd, maar nu ook ingetogen, althans: qua kleurgebruik. In brede platen, die vaak over de grens van de spreads heen lopen schildert hij dit sprookje helemaal open voor de lezer en de kijker.
Ik ben fan van de Argentijnse Isol. Ook haar laatste in het Nederlands vertaalde prentenboek Wat doen we met Toribio vind ik weer fijn. Het is misschien wat minder absurd dan sommige van haar andere boeken (hoewel...) - de besprekingen daarvan lees je overigens hier - maar het is heerlijk om Isols humor en ook haar beeldtaal weer terug te zien. Toribio is een peuter die het zijn ouders niet makkelijk maakt: hij heeft veel te veel energie, en zijn vader en moeder zijn dus doodmoe. Ze raadplegen een dame die met toverachtige middelen hun Toribio in een rustig schepseltje verandert. En dan... (zie het boek voor de toch eigenlijk wel best absurde afloop). Op naar nog weer méér Isol!
In De boomhut van Niel hanteert Robbe De Vos een geheimzinnig taalpalet. Het gaat dan ook over wat een bedroefd jongetje kan doen als het veel te stil wordt, omdat hij zijn opa mist: een geheime boomhut bezoeken, waar die opa dan toch terug te vinden is. De tekeningen van Charlotte Severeyns zijn al net zo tevoorschijn gedroomd als de tekst en als de geheime boomhut zelf. Het levert een sterk sferisch, tastend prentenboek op, met een paar spreads die net zo mooi zijn als het aantrekkelijke omslag.