De onlangs op 92-jarige leeftijd overleden Leonie Kooiker publiceerde precies vijftig jaar kinderboeken. In 1970 was Het malle ding van bobbistiek haar eerste boek - ze kreeg er meteen de Gouden Griffel voor. Het zou ook haar beroemdste boek blijven. Haar laatste boek verscheen in 2010, in eigen beheer: De zeeroverhoofdvrouw.
Veel van Kooikers bevatten een speurtocht. Haar hoofdpersonen beleven een fijn, wensvervullend avontuur, ontdekken een diefstal of een ander onguur voorval. De meisjes en jongens uit haar boeken zijn vindingrijk, ondernemend, ze hebben vaak een goede band met hun opa's en oma's en er is vooral vaart en vrolijkheid.
Op de achterkant van De zeeroverhoofdvrouw schrijft Kooiker: 'In dit boek gaat het niet over zielige vluchtelingen, weggelopen ouders, pesten op school of andere narigheid. Het is gewoon een verhaal over een paar slimme jongens.' Hiermee positioneert ze niet alleen dit boek, maar, meen ik, ook haar schrijverschap: geen maatschappijkritische verhalen, geen zwaar gedoe, gewoon spanning en plezier voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Ik heb de schrijfster maar een enkele keer ontmoet, vlak vóór en vlak nadat ze gestopt was met schrijven. Ik kende haar dus niet goed, maar in die paar gesprekjes heb ik in elk geval opgemaakt dat ze volledig solidair met de kinderwereld wilde zijn. Dat blijkt ook uit De zeeroverhoofdvrouw: een relatief dun boek (92 pagina's) met toch een volledig vintage-Kooiker-plot.
Hoofdpersonen zijn Joost en Arthur, die een mevrouw met een lange neus en grote oren ontmoeten en fantaseren dat ze een heks is. Of misschien een vampier. Al snel blijkt dat de dame iets te maken heeft met de diefstal van een paar belangrijke schilderijen. Arthur en Joost helderen de toedracht van de misdaden op, of zoals Kooiker schrijft: 'Ze hebben net zo lang gedetectieft totdat alles was opgelost. En hoe ze dat deden was echt niet een spelletje en er komt ook geen tovenarij aan te pas. Nee, ze waren gewoon slim en ook dapper.'
Maar het aangenaamst aan dit boek is niet per se het buitelende speurdersverhaal - het is de stijl. Hier en daar doet Kooiker aan Wim Hofman denken (met name in de opsommingen). Het verhaal speelt zich voor een deel aan boord van boten af, en Kooiker heeft zichtbaar plezier in het beschrijven van alle watergeluiden en alle bootonderdelen. In de opgeruimde bondigheid van haar formuleringen lijkt dan juist weer de invloed van Paul Biegel merkbaar. Alles bij elkaar merk je vooral dat De zeeroverhoofdvrouw met veel vaart, maar ook veel pret tot stand gekomen is. Er valt dan ook regelmatig wat te grinniken. Hier bijvoorbeeld, in de beschrijving van zomaar wat mensen die bij een arrestatie staan te kijken:
De man met het hondje heeft de hele tijd toegekeken. Nu zegt hij: 'Die boeven. Ze worden steeds jonger. Hoe oud zijn jullie helemaal?'
Het hondje doet ook mee: 'Kef kef kef kef kef!'
Er komen meer mensen bij.
Een mevrouw met een rollator: 'Een jeugdbende. Nu maak ik het zelf eens mee.'
Een jongen met een stekelhoofd: 'Hallo.'
Een meisje met een paardenstaart: 'Wat een schatje.'
Een meneer met paardentanden: 'Wie bedoel je?'
Het meisje: 'Jou niet, bekkie.'
Een dame met haar tas: 'Is er iets aan de hand?'
Na Het malle ding van bobbistiek heeft Leonie Kooiker in Nederland nooit meer een prijs gekregen. Het is geweldig om te lezen dat ze desondanks vijf decennia lang monter, helder en dicht bij kinderen is blijven schrijven. Wie Kooiker wil herdenken moet natuurlijk haar eerste boek teruglezen - maar ik zou zeggen: doe ook dat laatste maar.
92 pagina's, leeftijd: 10+
Dit boek is niet meer in de boekwinkel verkrijgbaar. Misschien is het nog wel tweedehands te vinden, of in de bibliotheek.