Het is vandaag - 19 augustus 2020 - precies dertig jaar geleden dat An Rutgers van der Loeff stierf, en ik ben al een tijdje bezig met het lezen van haar hele oeuvre (zie
hier,
hier, hier en
hier) - dus vandaag is de juiste dag voor verslag nummer vijf. In dit stuk een ander aspect van haar schrijverschap: de speurdersverhalen. Die heeft ze doorheen haar hele carrière geschreven. Zo is er
Vals spoor in Waterland (1967, tekeningen van Jan Sanders), dat in Edam speelt, en waarvoor Rutgers van der Loeff onderzoek deed bij het hoogheemraadschap - nadat in Duitsland was gevraagd of ze niet eens over een 'heel Nederlands' onderwerp kon schrijven. Het is een kleurrijk en om eerlijk te zijn nogal ingewikkeld plot geworden, maar al die watertermen zijn interessant, en zoals vanouds zijn de dialogen erg fijn. Datzelfde geldt (alleen wat mij betreft wat minder geslaagd) voor
Spionage in de studio (1968, tekeningen Dick Stolwijk), dat in de balletwereld speelt. Overigens werd het eerstgenoemde boek in 1972 verfilmd voor televisie.
Maar in 1976 schrijft Rutgers van der Loeff geen jeugdboek, maar een hoorspel over een van de daders van de beruchte Britse treinroof - meer bepaald over zijn tienerkinderen, die er langzaam achter komen wie hun vader was en waarom ze al jarenlang steeds onder andere namen van school en woonplek moeten wisselen. Uitgeverij Ploegsma wil er in het begin van de jaren tachtig eigenlijk wel een échte uitgave van maken, maar de schrijfster heeft geen zin om een en ander weer op te pakken. Het zijn de nadagen van haar carrière en er volgens enkel nog wat korte verhalen in de streepjesreeks (boeken voor kinderen die moeite hebben met lezen, zoals Een rare zaak, 1983, tekeningen van Ietje Rijnsburger, opnieuw een grappig speurverhaal, dit keer met een papegaai in de hoofdrol, ook dit boek valt niet zozeer op door het plot, maar wel door de stijl en de humor) en wat boeken voor volwassenen. Maar op een signeersessie ontmoet Rutgers van der Loeff de dan beginnend schrijfster Miek Dorrestein - aan wie verzocht wordt er een jeugdboek van te maken. Die man daar is mijn vader (1981), met tekeningen van Reintje Venema, is het resultaat: een vlot, snel, redelijk origineel boek, waarbij opnieuw de dialogen (die zijn door Dorrestein overgenomen uit het hoorspel) in positieve zin opvallen. Een fijn tussendoor-leesboek.
Tot zover een klein verslagje van mijn leeservaringen bij de speurdersboeken. Maar ik wil toch nog even wat schrijven over Een leven lang. Dat boek is niet voor kinderen geschreven maar ik beleefde er erg veel plezier aan. In september verschijnt mijn interviewboek (met queer jongeren) dat ik samen met Floor de Goede maakte - ik deed de gesprekken, hij maakte portretten -, en daardoor was ik extra geïnteresseerd toen ik ontdekte dat An Rutgers van der Loeff in 1981 al een interviewboek publiceerde, met 'boeiende mensen', zoals op het omslag staat, en dat de befaamde Mance Post hun portret tekende. In Een leven lang staan mooie levensverhalen van over het algemeen mensen van boven de tachtig. Ze kijken terug op armoede, oorlog, geluk, jeugd, liefde en zelfs seksualiteit. Een prachtig tijdsdocument, waar af en toe ook iets van de overtuigingen van de dan zeventigjarige Rutgers van der Loeffzelf in doorschemert. Vandaag is haar sterfdag dus dertig jaar geleden, en daarom herdenk ik haar extra. Maar als u mij toestaat lees ik ook nog even verder in haar oeuvre. Tot nu toe: niets dan verrassingen.
(Biografische gegevens uit de biografie van An Rutgers van der Loeff door Joke Linders, 1990, De Prom.)